Het café van de verloren jeugd

Mijn slechtste eigenschap is dat ik geen afscheid kan nemen. Neem het café op de hoek waar ik maandenlang de vaste gast met de krant onder de arm glazen rode wijn serveerde, om zo de huur van mijn eerste studentenkamer te kunnen bekostigen. Ik denk aan de avonden waarop ik mijn dienblad neerlegde, tegenover hem ben gaan zitten en vraag me af hoe het met hem gaat.

 

De afgelopen maanden bevestigden wederom dat er weinig ontstaat en/of groeit wanneer er niets op het spel staat. Ik heb het gevoel dat er altijd iets op het spel staat, maar dat is een heel ander verhaal.

Allemaal leuk en aardig dat het zomer is en dat de zon zo lekker schijnt, maar zodra die zon achter de horizon zakt is het gewoon koud en slaap ik slecht omdat ik bang ben. Bang voor wat je niet ziet is er wel degelijk.

‘S morgens word ik wakker van het zoemen van een bij die loom en verslagen tegen mijn slaapkamerraam inbeukt. Ik open deze wat verder, poog te helpen, maar wordt al snel geconfronteerd met het feit dat de natuur niet door de mens geholpen wenst te worden.


Sinds afgelopen zomer kleeft aan datzelfde raam een platgeslagen mug, aan het glas vastgehecht ben ik op mijn beurt een beetje aan hem gehecht geraakt. Onder het mom ‘als het je snachts wakker houdt dan moet het wel van waarde zijn’ is hij inmiddels onderdeel van mijn interieur geworden.

 

Nog altijd ben ik mij geregeld, plotseling en overweldigend bewust van de omvang van mijn geluk, waarop ik tranen laat vallen in mijn hoofdkussen en/of eerste kop koffie in de ochtend. Sommige daarvan blijven steken achter de hoeken van mijn mond, het topje van mijn neus of onderaan mijn kin en de jeuk die daarbij ontstaat staat gelijk aan de vraag of dit gevoel niet júíst ontstaat omdat het eindig is. Snel vang ik een van de zoute druppels met mijn tong.


Is vandaag een afscheid of een verwelkoming?


Sinds kort implementeer ik tijdens dagelijkse bezigheden korte gesprekken met vreemden en organiseer aansluitend kleine afscheidsceremonies om mij zo voor te bereiden op ‘het grote moment’. 


Ik pak de eerste trein na het spitsuur, in mijn vierzits neemt rechts een man plaats. Hij 

praat niet in zichzelf maar tegen de onzichtbare bluetooth verbinding, blijkt achteraf, tegenwoordig nog drukker wordt bezocht dan deze tussen Amsterdam en Utrecht. Kort maken we oogcontact en ik vraag me af wanneer men zo verstrikt is geraakt in snoeren en andere sociale ongemakken. Connecties die geen uitkomst meer bieden, ongemakkelijk gestuntel met vraagstukken die ons te boven gaan, of eigenlijk al lang zijn ontstegen. Over de vernieling van ongerepte natuur en waar dit alles heen gaat. Over waar ik met mijn liefde heen moet wanneer dit alles heen gaat.


Ik vraag me af of afscheid nemen van deze wereld gelijk staat aan het afscheid van de persoon die de wereld voor mij betekent. Ik vraag me af wanneer een vreemde een bekende en verliefdheid verliefdheid mag heten, of een thuis uit vier muren bestaat en zo ja, welke vier dat zijn. Of ik de verloren jeugd, de laatste generatie, de generatie ben die het verschil gaat maken. Moet gaan maken.


“En dan wens ik u alleen nog een hele mooie dag”, spreekt de conducteur dan door de intercom, “Insgelijks, meneer”, antwoordt de mevrouw links tegenover mij. Verzonken in een pocket roman en niemand in de coupe die verder eigenlijk weet welke andere gedachten. Ik wend mijn blik van haar af, laat mijn ogen op haar broekspijpen rusten. Wel een beetje hoog water, ik hoor mijzelf alweer doordenken: “er zijn vandaag wateren die nog veel hoger rijken”.


Gedurende de dag slingert men mij vaak naar het hoofd dat ik wegdroom om mij bij terugkomst te adviseren eens wat vaker boven mezelf en ‘de situatie’ te hangen, om vervolgens te vragen waarom het maar niet wil lukken met beide benen op de grond te blijven staan.

 

Mijn zinnen dreigen langer te worden wanneer ik zingeving mis.

 

Aan het einde van de dag vult het volgen van andermans verschijning en bezigheden wel degelijk íéts, maar niet het nodige op. Zo nu en dan loop ik vol (of over) en zou ik een surfer willen vragen wat hij doet wanneer de stroom maar niet wil komen. Hij zal zeggen dat hij valt en staat met timing.

 

Het geluk zit hem al lange tijd niet meer in wat ik heb en krijg en dat op zich is een geschenk dat ik eenieder die ik liefheb toewens. 

 

Weet dat ik ons afscheid sinds kort verwelkom en dat jij, wat jij voor mij, al weet ik niet wat ik voor jou, sindsdien niet meer hetzelfde en van onschatbare waarde is.


Verboeiend + Blog design by labinastudio.